Een vergelijking, ook wel analogie genoemd, kan heel goed bepaalde eigenschappen van een object aanduiden. Er wordt gebruikt gemaakt van een overeenkomst tussen twee objecten op basis van:
Uiterlijke gelijkenis
Hierbij kun je denken aan: hij rookt als een schoorsteen en zij is zo dun als een lat.
Eigenschappen
Qua eigenschappen kun je denken aan: de kast is loodzwaar en buiten is het ijskoud.
Overige verwantschappen
Het koekje is mierzoet en het kind haalt kattenkwaad uit zijn voorbeelden van overige verwantschappen.
Bij dit tekengebruik wordt onderscheid gemaakt tussen twee varianten, namelijk:
Metafoor
Bij een metafoor is geen sprake van een vergelijking. Want bij een metafoor vervangt het ene object het andere. Er wordt gebruik gemaakt van een teken dat naar A verwijst om iets duidelijk te maken over B, bijvoorbeeld: hij is een varken of het huis staat op zijn kop.
Dit moet je natuurlijk niet letterlijk nemen, want dan staat er grote onzin. Daarom wordt er vanuit gegaan dat de ontvanger weet dat er sprake is van ‘overdrachtelijk’ taalgebruik en dat hij op de hoogte is van de eigenschappen van het object (A) waarmee een ander object (B) wordt aangeduid.
Metonymie
Bij metonymisch tekengebruik wordt een geheel aangeduid met behulp van een deel of eigenschap
daarvan. Het ‘deel’ is een verwijzing naar een groter geheel. Denk bijvoorbeeld aan de gele M van Mc Donalds, dit deel verwijst niet naar de letter M, maar naar de fastfoodketen.
Er is dus sprake van een raakvlak tussen het genoemde deel en het aangeduide geheel. Deze behoren tot hetzelfde werkelijkheidsveld. Dit wordt contiguiteitsrelatie genoemd.
Bron: Mc Donalds |
Follow my blog with Bloglovin
Geen opmerkingen:
Een reactie posten